chronisch vermoeidheidssyndroom
- M.E.-
fibromyalgie-postviraalsyndroom
M.E. is de afkorting van myalgische encephalopathie, hetgeen vertaald zoiets betekent als hersenlijden in combinatie met spierpijn. Bij nauwkeurig onderzoek echter zijn noch in de hersenen, noch in de spieren, noch elders ooit afwijkingen gevonden. Het begrip chronisch vermoeidheidssyndroom spreekt voor zichzelf. Fibromyalgie betekent pijn in de vezels (van spieren en bindweefsel). Postviraal syndroom betekent dat de klachten verband houden met het doormaken van een virusinfectie. Omdat met al deze namen hetzelfde ziektebeeld bedoeld, wordt hieronder alleen nog van M.E. gesproken.
De patiënten vertonen weliswaar overeenkomsten wat betreft hun symptomen, maar er blijken grote onderlinge verschillen te bestaan wat betreft de oorzaken van de klachten en daarom bestaat er geen behandeling die bij iedere M.E.-patiënt werkt. Anders gezegd: M.E. kan het gevolg zijn van een virusinfectie, van de invloed van giftige stoffen (oplosmiddelen, amalgaam etc.), van onjuiste voedingsgewoonten, van hormonale afwijkingen, van emotionele oorzaken of van stralingsfactoren. Vaak is er zelfs sprake van meerdere factoren tegelijk en moet de behandeling van patiënt tot patiënt worden uitgezocht. Hieronder een paar voorbeelden uit de praktijk:
Een 60-jarige, magere, wat bleke vrouw komt samen met haar man in de praktijk omdat ze al jaren doodmoe is en sinds een jaar overal pijn heeft. Ze heeft geen bloedarmoede en de artsen hebben aanvankelijk gedacht aan reuma in de spieren, maar de daarvoor in aanmerking komende behandeling heeft niets geholpen. Gevraagd naar haar eetgewoonten deelt patiënte mee dat het daar niet aan kan liggen; ze eet immers supergezond! Vóór haar huwelijk (35 jaar geleden) had ze steeds vlees gebruikt, maar omdat haar echtgenoot uit een vegetarisch milieu kwam is zij in die eetgewoonte met hem mee gegaan. Eerst heeft ze nog wel af en toe vis gegeten, maar sinds de verhalen over de vervuiling van de zee in de pers verschenen, is ze ook daar mee opgehouden. Buiten komt zij weinig. Bij de bloedgroepbepaling blijkt dat zij een constitutietype 0 heeft. Behalve de raad om dagelijks naar buiten te gaan en zoveel mogelijk van de zon te genieten, krijgt ze daarom het advies om regelmatig vlees en/of vis te gaan eten. De echtgenoot verschiet haast van kleur bij het laatste voorstel, maar gaat uiteindelijk akkoord met een proefperiode van 2 maanden. Het opvolgen van het advies brengt een volledig herstel; twee maanden later ziet de vrouw er blozend uit; ze is ook ‘vleziger’ geworden en heeft geen klachten meer. Verdere maatregelen zijn niet nodig.
Een 39-jarige fysiotherapeute werkt sinds 5 jaar niet meer tengevolge van uitputting en spierpijnen. Er zijn darmklachten in de vorm van buikpijnen, wisselend diarree en obstipatie (moeilijke stoelgang), gasvorming en slechte eetlust. Sinds een virusinfectie, een half jaar geleden, is alles verergerd. Huisarts, internist, neuroloog, psychiater, homeopathisch arts, orthomoleculaire arts, manueel therapeut, allen kwamen er aan te pas, maar het mocht geen baat hebben. Diverse diëten werden tevergeefs geprobeerd. Op haar 13e jaar was patiënte voor het eerst ongesteld en van meet af aan waren er menstruele klachten, totdat zij op haar 22e jaar "de pil" ging slikken. Op 20-jarige leeftijd werd de ziekte van Pfeiffer doorgemaakt en eigenlijk is daarna de vitaliteit nooit meer geweest zoals vroeger. Na een injectie-behandeling met preparaten afkomstig van endocriene organen verloopt de eerstvolgende menstruatie meteen anders: er is minder pijn en meer bloedverlies. Dit bloed is lichter rood en zonder stolsels, zoals voorheen. Patiënte wordt ook aangespoord om zoveel mogelijk naar buiten te gaan. Spoedig hierna verdwijnen moeheid en spierpijnen. Na twee maanden voelt patiënte zich herboren en is haar vitaliteit weer zoals vroeger. Het werk kan weer hervat worden. Aan vijf jaar ellende is in twee maanden tijd een eind gekomen.
Een 40-jarige vrouwelijk arts die zich altijd heel gezond heeft gevoeld, kreeg twee jaar geleden de ziekte van Pfeiffer en bleef daarna langdurig moe. Met behulp van een psychotherapeut ging zij met veel moeite na 6 maanden weer halve dagen aan het werk. Patiënte blijkt echter uiterst vatbaar voor infecties te zijn geworden en voelt zich steeds moe met overal in het lichaam pijn. Door haar werk kwam ze al weinig buiten en door de ziekte is dat nog minder geworden. Daar huisarts en internist het verder ook niet meer weten, heeft patiënte zich laten behandelen door een voetreflexoloog, een orthomoleculaire therapeut en een levend-bloed-therapeut. Zij volgt een vegetarisch dieet, maar eet wel af en toe vis. Daarnaast gebruikt zij nogal wat vitaminen en mineralen, maar het helpt allemaal niets. Omdat zij ook vaak pijnscheuten in de buik heeft, is tenslotte de gynaecoloog geraadpleegd, maar die heeft geen verklaring voor de klachten en dus geen therapie. Bij navraag blijkt dat patiënte ongeveer 20 jaar "de pil" heeft gebruikt. Patiënte krijgt het advies om "de QRS® -mat" te gaan proberen, te beginnen met één proefbehandeling (stand 6) in de praktijkruimte. Dezelfde avond krijgt patiënte zoveel last van kiespijn, dat de kaakchirurg er enkele dagen later aan te pas moet komen om de gehele kies te verwijderen. Er blijkt een acuut abces te zijn ontstaan bij een wortel die al lange tijd dood was. Na een maand meldt patiënte zich weer omdat ze nu wel overtuigd is dat het QRS® -systeem werkt. Ze huurt de mat en krijgt het advies om beginnen met stand 3 en vandaar uit de instelling geleidelijk op te voeren. Daarbij ook zoveel mogelijk van buitenlucht en zon genieten. Na twee maanden is zij zo opgeknapt in alle opzichten, dat ze besluit de mat te kopen. Ze gebruikt deze nu met ‘s morgens stand 6 en ‘s avonds stand 10.
Een 22-jarige student, die voorheen altijd gezond was, heeft 6 jaar geleden een virusinfectie doorgemaakt. Het duurde bijna een half jaar voordat hij weer enigszins hersteld was, hoewel hij er een duidelijk verminderde vitaliteit van overhield. Een jaar geleden werd hij weer ziek, ongeveer op dezelfde wijze. Toen werd de diagnose gesteld op: ziekte van Pfeiffer. Sindsdien is hij eigenlijk steeds ziek thuis gebleven. Buiten komt hij nauwelijks en van studeren komt ook weinig terecht. De vraag is of hij op deze manier ooit zal kunnen afstuderen. Er is sprake van voortdurende moeheid, spierpijnen en af en toe verhoging van de lichaamstemperatuur tot 38.5 graden Celsius. Behalve dit laatste, zijn verder geen meetbare afwijkingen meer gevonden en daarom zijn huisarts en specialist op het geval uitgekeken. Patiënt is gezond zeggen zij; met de ‘klachten’ moet hij maar leren leven. Een tenslotte geconsulteerde homeopathische arts adviseerde een dieet zonder melk en citrusvruchten alsmede het gebruik van vitaminen, aminozuren en mineralen, hetgeen allemaal weinig uithaalt. Nu wordt, in overleg met patiënt, een behandeling gestart met het advies regelmatig naar buiten te gaan, te eten volgens een aan de constitutie (bloedgroep 0) aangepast dieet en ozontherapie. De eerste ozonbehandelingen hebben een zeer positieve uitwerking in de zin, dat patiënt zich direct veel actiever en minder moe gaat voelen. Na 9 behandelingen echter wordt er toch mee gestopt omdat het gunstige effect steeds minder duidelijk is. Patiënt begint met een magneetveld-behandeling (QRS® stand 4 +6, later geleidelijk opklimmend tot stand 6+10) en hiermee gaat de toestand langzaam vooruit. Na 2 maanden zegt patiënt dat zijn energie weer voor 75 % is teruggekomen. Hij is bereid om in aansluiting op het voorgaande nog een injectiekuur met orgaanextracten te nemen om zijn immuunsysteem verder te versterken. Na laatstgenoemde behandeling voelt hij zich nog verder verbeterd, hetgeen tot uiting komt in het in korte tijd kunnen afronden van zijn universitaire studie.
Een vijftigjarige M.E.-patiënte belt op met de vraag of zij een QRS® -systeem kan komen ophalen. Zij heeft vernomen dat zij daarmee haar kwaal kan genezen. Afspraken over verdere behandeling worden niet gemaakt. Patiënte heeft een heilig vertrouwen in ‘de mat’ en verdere begeleiding komt door verschillende omstandigheden niet tot stand. Telefonische informatie na 6 weken brengt aan het licht dat de ervaring met de mat aanvankelijk weinig positief was, totdat patiënte van iemand anders de raad kreeg om dagelijks enkele magnesiumtabletten erbij te gaan gebruiken. Van stonde af aan ging de mat toen werken. Patiënte is er nu heel tevreden mee.
Een veertigjarige vrouw, met sinds enkele jaren M.E., is na aandringen van een vriendin onder behandeling gekomen. De behandeling wordt begonnen met een passend dieet en met ozonbehandelingen, die verrassend goed aanslaan. Na de derde behandeling komt er een keerpunt in het succes. Uit het gesprek met patiënte blijkt dat ze eigenlijk bang is om helemaal beter te worden. "Wat moet ik met mijn leven?" zegt ze hardop. Het is duidelijk dat hier eerst op het psychische vlak gewerkt moet worden, want wat er verder ook gebeurt, niets zal helpen als de dieper gelegen oorzaak patiënte geen antwoord op deze vraag vindt.
Een 18-jarig meisje die een horeca-opleiding volgde moet afhaken omdat zij flinke pijn in de polsen krijgt. Het blijken gewrichtsklachten te zijn, die zich vervolgens beginnen uit te breiden naar de ellebogen, knieën, nek en rug. De reumatoloog adviseert het gebruik van een ontstekingremmer, maar daar voelt patiënte niet voor, zij wil liever een natuurlijker behandeling. Omdat zij bloedgroep A heeft krijgt ze het advies melk, vlees, aardappelen, overige nachtschaden, bananen, sinaasappels en mandarijnen uit haar dieet weg te laten en in plaats daarvan regelmatig peulvruchten, sojaproducten en veel groenten en fruit te gebruiken. Twee maanden later zijn alle gewrichtspijnen verdwenen. Op de vraag of zij zich nu helemaal gezond voelt, deelt patiënte mee dat dat niet het geval is. Ze had immers, al lang voordat de gewrichtsklachten ontstonden, last van spierpijnen en moeheid; dat is onveranderd. De daarvoor jaren geleden geraadpleegde huisarts, die er geen raad mee wist had gezegd, dat ze er mee moest leren leven en dus had ze zich daar maar bij neergelegd. Met behulp van een kleuren test blijkt patiënte een specifiek tekort te hebben aan blauw, zodat zij een blauw-lichtbehandeling krijgt met het Photron apparaat. Bij een dergelijke behandeling worden de ogen gedurende 10-20 minuten in een donkere kamer blootgesteld aan een stroboscopische lichtbundel van de uitgeteste kleur. Tijdens de behandeling krijgt patiënte een onverklaarbare huilbui en in de daaropvolgende nacht herhaalt zich dat thuis; zelfs een halfuur lang. Patiënte heeft geen verklaring voor dit gebeuren. Aanknopingspunten voor verdriet in heden of verleden zijn er niet. De moeder vertelt wel dat zij, toen zij van patiënte in verwachting was, maandenlang heel verdrietig is geweest wegens de ziekte en het verlies van een familielid. Als kind zou patiënte zelden vrolijk zijn geweest, zoals haar andere kinderen. Zij was meestal in zichzelf gekeerd en in een gedrukte stemming. Bij het eerstvolgend consult vertelt patiënte dat zij zich nog nooit in haar leven zo ‘opgeruimd’ heeft gevoeld als na de lichtbehandeling. Ze voelt zich blij, haar moeheid is op slag verdwenen. Bij de kleurtest zijn geen afwijkingen meer vast te stellen. De positieve persoonlijkheidsverandering wordt door de moeder geheel bevestigd. Tot slot wordt geadviseerd om vooral regelmatig te genieten van zonlicht.
De hierboven beschreven ziektegevallen zijn een willekeurige keuze uit de vele tientallen die in de praktijk verschijnen. De behandelingen beperken zich tot wat in deze praktijk mogelijk is. Daarmee is niet gezegd dat M.E.patiënten van geval tot geval geen gebaat zouden kunnen hebben bij acupunctuur, homeopathie, manuele therapie e.d. Zo zijn er ook patiënten die pas baat bij de behandeling ondervinden na het verwijderen van de amalgaamvullingen, na het verwijderen van alle elektrische apparaten uit de slaapkamer of na de verplaatsing van hun bed. Weer anderen zijn allergisch, bijvoorbeeld voor een bepaald voedingsmiddel. Nog ingewikkelder ligt het als verschillende factoren gecombineerd voorkomen. Bovendien bepalen patiënten zelf tot op zekere hoogte de behandelingsvorm. Zij hebben een voorkeur voor iets of wijzen bepaalde therapieën juist af. Het zal duidelijk zijn dat behandeling van M.E. door al deze factoren uiterst lastig is. Vaak kan pas achteraf vermoed worden, d.w.z. op grond van de positieve reactie op een bepaalde behandeling, wat de ziekteoorzaak (oorzaken) geweest is (zijn).
Ongrijpbaar medisch probleem
M.E. is een ongrijpbaar medisch probleem voor de universitair geschoolde arts omdat hij/zij geleerd heeft dat je alleen wat kan doen als er een duidelijke diagnose en therapie voorhanden zijn; bij M.E. is een duidelijke diagnose onmogelijk. De arts voelt zich klem gezet door de om hulp vragende patiënt; hij/zij voelt zich machteloos. Een bekende reactie op machteloosheid is: ontkennen van het probleem. Zo is jarenlang gezegd dat asbest geen kwaad kan, dat de Hawk Radar geen gevaar voor bedienend personeel inhoudt, dat bij de Bijlmerramp geen radioactieve stoffen vrij zijn gekomen en nóg wordt steeds volgehouden dat amalgaamvullingen geen gevaar voor de volksgezondheid zijn. We hebben het hier over grootschalige problemen, die ook altijd een politieke kant hebben en de politiek staat er om bekend dat ongewenste informatie zoveel en zo lang mogelijk verdonkeremaand wordt. Meestal jaren later, als de dader op het kerkhof ligt, wordt het grote publiek gewaar hoe de vork in de steel zit. De diagnose dat de M.E. patiënt eigenlijk niets mankeert of dat alles psychisch is, is daar ook een fraai voorbeeld van. Maar voor de patiënt die van moeheid op instorten staat en geen normaal leven meer kan leiden, is dat minder fraai evenals het advies ‘om er mee te leren leven’. Want de toch al gedupeerde patiënt komt tengevolge van deze medische ontkenning in aanvaring met de ziektewet en de W.A.O., die financiële uitkeringen weigeren, zodat dikwijls een bijstandssituatie ontstaat. De M.E. patiënt voelt zich door dit alles natuurlijk fundamenteel afgewezen en aan de kant gezet. De zich Machteloos voelende Artsen (M.A.-syndroom?) zouden hieruit kunnen leren dat het gangbare medisch denkmodel aanpassing behoeft. Voorwaarde daartoe echter is, dat men deze machteloosheid in de medische kring openlijk erkent, inplaats van het probleem bij de patiënt neer te leggen.
De medische wetenschap
De gangbare geneeskunde is gericht op het bestrijden van ziekten. Wie naar de dokter gaat krijgt een recept voor een medicijn tegen zijn/haar klachten en gaat het slikken. De industrie en het consumptieve denken hebben de afgelopen eeuw, ook in de geneeskunde, vérstrekkende gevolgen gehad; goede maar ook slechte. Medische kennis veroudert tegenwoordig snel. Een arts die de allernieuwste geneesmiddelen of technieken toepast wordt door het publiek, en vaak ook door vakbroeders, als een groot deskundige gezien. Medische artikelen of boeken van tien jaar geleden of ouder, worden als achterhaald beschouwd. Maar het verband met het verleden is door dit alles grotendeels verloren gegaan.
Daarnaast is de onderlinge wedijver enorm: Mijn methode tegenover jouw methode, tegenover hun methode; artsen denken vaak exclusief. Het doktersrecept bevat meestal een gepatenteerd, chemisch preparaat en het slikken van een erkend geneesmiddel geeft ons de bevestiging en erkenning voor onszelf en tegenover anderen dat we ook echt patiënt zijn.
Op het terrein van de geneesmiddelenproduktie is de wedijver gigantisch: ons product tegenover hun product! Met geneesmiddelenfabricage kan via octrooien dermate veel winst gemaakt worden, dat de niet octrooieerbare middelen als kruiden, mineralen, vitaminen en orgaanpreparaten op de achtergrond zijn gekomen of onvoldoende werden ontwikkeld. Behandelingen als vasten, ademhalingstherapie, acupunctuur, zonnebaden, solarium, ozontherapie, manuele therapie, Kneipp therapie of magneetveldtherapie, zijn commercieel gezien natuurlijk niet interessant voor de industrie en voldoen niet aan de consumptiebehoefte van het grote publiek.
Vergaarbak van klachten
De behandeling van M.E. is voor de medische wetenschap, zoals gezegd, een apart geval. Artsen hebben in hun studie nooit over M.E. gehoord, begrijpen er dus meestal niets van, en wat er tegen gedaan kan worden is ook een raadsel. Het merendeel van hen is volgzaam in de leer en houdt zich vast aan de opvattingen van een kleine groep toonaangevende medische wetenschappers, die een ziekte alleen erkennen als er sprake is van een "nosologische eenheid". Dat betekent dat alleen een afgerond geheel, dat gekenmerkt wordt door bij elkaar horende symptomen en meetbare afwijkingen, als ziekte kan worden erkend. M.E. past niet in dat denkmodel, want een ziekteoorzaak is niet bekend en, wat de symptomen betreft, kunnen behalve moeheid en spierpijnen ook nog duizeligheid, sufheid, concentratiestoornissen, wazig zien, afwijkingen van de lichaamstemperatuur, menstruatiestoornissen en depressiviteit optreden. Zo’n ‘vergaarbak van klachten’ waarbij via onderzoek geen objectieve afwijkingen kunnen worden aangetoond, kan gewoon niet door de medisch wetenschappelijke beugel.
Het begrip nosologische eenheid is echter een ideaalbeeld en geen realiteit. Het is een vorm van negentiende eeuws denken, dat uitstekend past bij de ziekten die honderd jaar geleden werden opgehelderd en toen voor het eerst in de geschiedenis effectief konden worden behandeld, zoals infectieziekten, verwondingen en tekorten aan voedingsstoffen. In de afgelopen eeuw heeft dit nosologisch denken echter weinig tot niets opgeleverd voor de in de westerse wereld belangrijkste ziekten: reuma, kanker, hart- en vaatziekten, diabetes, psoriasis, ziekte van Bechterew, de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en evenmin voor M.E. Al deze ziekten worden niet begrepen, leiden vaak tot de dood of tot ernstige invaliditeit en worden uitsluitend symptoomonderdrukkend behandeld. Ondanks deze realiteit houdt de "medische wetenschap" vast aan haar ideaalbeeld. Zij houdt zichzelf en de maatschappij voor, dat het een kwestie van tijd is tot alle ziekten rationeel verklaarbaar en behandelbaar zijn; éénmaal zullen we alles weten. Bij een aantal van de hierboven genoemde ziekten weten we inmiddels dat genetische(=erfelijke) factoren daarbij een belangrijke rol spelen. We zullen dat voor steeds meer ziekten in de nabije toekomst kunnen vaststellen. Het zal dan mogelijk zijn aanstaande ouders te voorspellen dat hun nakroost een verhoogde kans loopt op ziekten als kanker, hart en vaatziekten, reuma en zo meer. Het op grote schaal vrijwillig afzien van nageslacht lijkt echter voorshands geen reële optie. De realiteit is dat we met deze ziekten te maken hebben en dat patiënten nú vragen om oplossingen. Het antwoord daarop van de reguliere geneeskunde is symptoombestrijding; de natuurgeneeskunde heeft een ander antwoord.
Natuurgeneeskunde
De natuurgeneeskunde heeft als uitgangspunt de verwondering die vragen oproept. Hoe is het mogelijk dat een wond vanzelf geneest? Waarom zoekt een aangeschoten ree beschutting in het bos, onthoudt het dier zich van voedsel, met uitzondering van bepaalde kruiden en begeeft het zich, zo gauw zijn krachten het toelaten, naar een beekje om te drinken en om de wonden schoon te laten spoelen? Waarom gaat het dier vervolgens in de zon liggen? Zulke vragen zijn fundamenteel en kunnen leiden tot kennis over het zelfgenezingsvermogen, waarover ook wij mensen beschikken. Dat wetende, hebben artsen in de loop der eeuwen steeds gezocht naar middelen om het zelfgenezingsvermogen van patiënten te ondersteunen, totdat in de afgelopen eeuw daar min of meer een eind aan kwam door de expansie van de geneesmiddelenindustrie en de daarbij behorende wetenschappelijke kennis. De belangstelling voor natuurlijke genezingsprocessen is tegen die achtergrond verbleekt.
De filosofie van natuurgeneeskunde is een vorm van inclusief medisch denken. Enerzijds staat de natuurgeneeskunde midden in de moderne tijd en dus open voor de verworvenheden van de gevestigde geneeskunde, anderzijds biedt zij belangrijke aanvullingen, gebaseerd op verworvenheden uit het verleden, die vroeger of later over het hoofd werden gezien of werden ondergewaardeerd. Het bestuderen van de geschiedenis der geneeskunde wordt dan ook voor een natuurgeneeskundig arts van groot belang geacht.
Aangezien de medische wetenschap M.E. niet erkent en als zodanig behandelt, is dit bij uitstek een aandoening die natuurgeneeskundig behandeld moet worden. Maar soms kan het verstandig zijn dat de patiënt zowel de reguliere- als de natuurgeneeskundige therapie volgt
Onze energie
Omdat het bij M.E. gaat om een combinatie van klachten waarbij moeheid, en dus Minimale Energie het hoofdsymptoom is, zou Minimaal Energiesyndroom een alternatieve, en toepasselijke naam kunnen zijn. De moeheid is niet gewoon moeheid, maar doodmoeheid. Behalve deze moeheid worden spierpijnen het meest genoemd. Tal van omschreven en ‘erkende’ ziekten echter hebben deze beide verschijnselen ook. Ze treden bijvoorbeeld ook op bij kanker, reuma, hart- en vaatziekten, maar ook bij griep, virusinfecties en vele andere kwalen, zij het dat de moeheid daarbij soms minder sterk is en de kenmerkende symptomen van de genoemde ziekten dan overheersen. De M.E. klachten zijn dus niet specifiek, maar een uiting van een algemeen probleem, dat kennelijk ook bij "erkende" ziekten een rol speelt.
Dat algemene probleem hangt samen met de gezondheidstoestand van de cellen waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd. In onze cellen wordt de noodzakelijke levensenergie gevormd, en wel in celorgaantjes die we mitochondrieën noemen. Eigenlijk is dit een wonder waarbij we even stil moeten staan. "Energie vormen", wat is dat eigenlijk? Albert Einstein is o.a. beroemd geworden door een formule: E= mc2.. Simpel gesteld betekent dit dat er geen essentieel verschil bestaat tussen energie en materie. Of nog iets nauwkeuriger: materie is geconcentreerde energie. Daarom wordt soms gezegd alles is energie, alles is trilling.
Als materie uiteenvalt komt energie vrij. Dit geldt niet alleen voor het verschijnsel atoomenergie, maar bijvoorbeeld ook voor de energievorming in ons lichaam. In de mitochondriën wordt glucose (een eenvoudige suikervorm), afkomstig uit de voedingsstoffen, met behulp van zuurstof omgezet in energie. De glucose levert daarbij waterstofatomen (H) en koolstofatomen (C) de zuurstof (O2) wordt ingeademd. De eindproducten zijn water, energie (2H + O ® H2O + 68 Kcal) en CO2 . Energie komt vrij, water wordt uitgeplast of hergebruikt en koolzuur wordt uitgeademd. Dit stofwisselingsproces is onze verbrandingsmotor, die des te beter functioneert naarmate het lichaam meer zonlicht ontvangt. Chronische ziekten hebben gemeen dat dit verbrandingsproces tekort schiet met gebrek aan energie tot gevolg; ook bij M.E. is dit het geval en het is daar het hoofdprobleem! (bij koorts en bij een te snel werkende schildklier gaat de verbranding juist te hard).
Daar cellen, dus ook spiercellen, bij gebrek aan zuurstof hun energietekort kunnen aanvullen door glucose te vergisten in plaats van te verbranden, wordt glucose omgezet in melkzuur. Uit één molecuul glucose ontstaan daarbij twee moleculen melkzuur. Melkzuur veroorzaakt spierpijn, zoals iedereen weet die voor het eerst weer eens een paar uur op het ijs gestaan heeft. Een ander nadeel van vergisting is dat de energieopbrengst per glucosemolecuul slechts 1/15 is van de energieopbrengst bij verbranding en dat het vele melkzuur een verzuring van het lichaam met zich meebrengt.
Celmembraan
De energieproductie in de mitochondrieën kan door verschillende oorzaken tekort schieten. Eén daarvan is verminderde doorlaatbaarheid van de celmembraan (=celwand) voor zuurstof en andere stoffen (o.a. magnesium). Een energietekort door verminderde mitochondriale activiteit wreekt zich het eerst in het zenuwstelsel (hersenen) en in de hormoonproducerende organen (bijnieren, hypofyse, geslachtsorganen en nieren). De hierboven genoemde, uiteenlopende klachten bij M.E. kunnen hierdoor goeddeels worden verklaard. Blokkering van de celmembranen hangt samen met een onvoldoende elektromagnetische lading: Cellen zijn een soort accu’s die van buiten positief en van binnen negatief zijn geladen. Is deze lading niet of niet sterk genoeg aanwezig dan worden geen stoffen door de celmembraan heen getransporteerd. Door een gebrek aan lichaamsbeweging en zonlicht, door chronische virusinfecties, door chemische vergiften en door stress kan zoiets geleidelijk ontstaan.
Behandelen
M.E. kan dus met succes behandeld worden door de activiteit van de mitochondriën te stimuleren. In principe is dit mogelijk door een intensief lichamelijk trainingsprogramma, bijvoorbeeld bergwandelen, wisselbaden en/of sauna in combinatie met een bij de constitutie aangepaste, gifvrije voeding. De zuivere voeding en lucht, het zonlicht, de verdiepte ademhaling, de wisselende temperatuurprikkels en de spierbeweging doen dan het werk. In de praktijk echter is dit voor de meeste M.E.-patiënten geen werkbaar advies, hoewel het in de tweede fase van de behandeling wel degelijk zin kan hebben. Op grond van het bovenstaande ontstond het volgende behandelingsprotocol van M.E.:
Eerste fase:
Gezonde voeding (relatief ) veel groente, fruit en licht verteerbaar voedsel van goede kwaliteit volgens het constitutietype (hierbij is bepaling van de bloedgroep noodzakelijk). Goede voedingsmiddelen zijn producten die veel zon gehad hebben. In ernstige gevallen zijn aanvullingen met extra vitaminen en mineralen nodig. Zonder toepassing van de behandeling onder de punten 3 en 6 worden de noodzakelijke bouwstoffen bij M.E.-patiënten echter niet voldoende opgenomen (de relatie tussen voeding en constitutie wordt in een volgend nummer van INNOvatie besproken).
Ontgiften: De lever houdt onder normale omstandigheden het bloed vrij van giftige stoffen. Bij overbelasting hoopt het gif zich in de lever op en dus moet dit orgaan, in het kader van de behandeling, als eerste ontgift worden. Amalgaamvullingen kunnen leiden tot kwikvergiftiging, maar ook andere zware metalen, zoals lood e.d. kunnen een bron van vervuiling zijn. Ook andere chemische vergiftigingen, bijvoorbeeld met oplosmiddelen, moeten we evenmin vergeten. Dit kan worden nagegaan en zo nodig behandeld. Bij ontgifting kunnen elektro-acupunctuur en bioresonantie een hulpmiddel zijn.
Zonnebaden, maar in elk geval bij daglicht naar buiten gaan of buiten gaan liggen is extreem belangrijk! Als er geen zon is, een zonnebankkuur (UVA) doen onder medische begeleiding (zie bijlage A). Als deze drie maatregelen na 6 weken geen verbetering brengen:
Ozontherapie: Ozon is een soort superzuurstof en kan daarom de cel binnendringen ook als deze geblokkeerd is voor gewone zuurstof (zie bijlage B).
Orgaantherapie: injectiekuur met homeopathische extracten van de hormonale klieren. Hierdoor worden deze weer geactiveerd (zie bijlage C).
Dagelijkse magneetveldbehandeling (QRS®) waardoor de lading van de celmembraan wordt genormaliseerd. Het directe effect is in het begin slechts voorbijgaand; op den duur houdt het effect langer aan. De voedingsbestanddelen, maar ook de voorgeschreven mineralen en vitaminen worden in combinatie met QRS® beter opgenomen. Echter, hoe langer men ziek geweest is, hoe meer tijd het kost om volledig te herstellen (uitgebreide informatie over QRS® is via de importeur verkrijgbaar).
Orthochrome phototherapie: dit is een behandeling met gekleurd licht via de ogen, waarmee het autonome zenuwstelsel wordt beïnvloed (zie bijlage D).
Psychische begeleiding: M.E. patiënten hebben vaak al een lange lijdensweg achter zich en soms zijn emotionele componenten de startpunten van een M.E. Hierbij wordt gebruik gemaakt van psychokinesiologie (PK). In dit kader is het niet mogelijk hier dieper op in te gaan.
Tweede fase:
Als de fysieke toestand daartoe aanleiding geeft in de vorm van een duidelijke vooruitgang en behandeling volgens 2, 4 en 5 kan worden beëindigd, wordt de zelfbehandeling volgens 1, 3 en 6 voortgezet en aangevuld met lichamelijke training, wisselbaden en/of sauna. Ook de behandeling volgens de punten 7 en 8 kan in deze fase nog enige tijd nodig zijn.
Of dit alles succes heeft hangt o.a. af van het vertrouwen, geduld en doorzettingsvermogen van de patiënt. Patiënten begrijpen zelf niet wat er aan de hand is als het hen niet goed wordt uitgelegd. De opvatting dat met één type behandeling M.E. te verhelpen is, of dat nu is een tablettenkuur, het QRS®-systeem, of een aantal kleine aanpassingen van de voeding, berust op onwetendheid. Dat geldt eveneens voor de opvatting dat M.E. alleen maar tussen de oren zit. Uitzonderingen bevestigen deze regel. Generaliserend kan men zeggen dat voor ieder jaar dat de ziekte bestaat één maand behandeling nodig is voor het herstel, mits men de bovengenoemde weg volgt.
Bijlage A: (Zon-)lichttherapie
Tot vijftig jaar geleden werd zonlicht en ook hoogtezon nog regelmatig als therapie voorgeschreven. Het was dé standaardbehandeling bij tuberculose en ter voorkoming van rachitis (Engelse ziekte). Door de opkomst van antibiotica tegen tuberculose en het voorschrijven van vitamine D bij rachitis verdwenen zonlicht- en hoogtezonbehandeling uit de medische interessesfeer. De huidige artsengeneratie heeft amper weet van het heilzame effect van zonlicht en hoogtezon op ons gestel. Weinig bekend is bijvoorbeeld dat tandbederf, reumatische ziekten, psoriasis en kanker maar ook M.E., meer voorkomen in een gematigd klimaat dan rond de evenaar. De schadelijke effecten van teveel ultraviolette straling, o.a. in verband met het gat in de ozonlaag en bij gebruik van de hoogtezon daarentegen, hebben bijgedragen aan de veronachtzaming van de therapeutische en preventieve betekenis van (zon) licht. Zonnen wordt door artsen meestal beschouwd als een behoefte aan uiterlijk schoon en in die zin buiten het medisch denken geplaatst.
Dat ultraviolet licht een schadelijk effect kan hebben, betekent echter nog lang niet dat het ook geen positief effect kan hebben. Het gaat hier om de juiste dosis via de juiste toegangsweg, zoals bij alle geneesmiddelen. Overdosering veroorzaakt verbranding en eventueel huidkanker. In het bijzonder het oog is uiterst gevoelig voor UV licht. Een teveel leidt al snel tot blindheid; dus nooit recht in de zon kijken. De oogleden laten nauwelijks UV-licht door, maar bij gebruik van de hoogtezon of solarium is een afsluitende, donkere bril aangewezen.
De behoefte aan ultraviolet licht is van mens tot mens verschillend. Mensen met een van nature witte huid hebben 3 à 4 maal zo weinig ultraviolette straling nodig als mensen met een meer gepigmenteerde huid. Bruine tot donkerbruine mensen hebben wel 6 à 8 maal zoveel ultraviolette straling nodig om gezond te blijven. Afgezien van M.E., heeft iedereen ultraviolette straling nodig om osteoporose (botontkalking) te voorkomen. Ook hier wordt in de geneeskunde vaak teveel aandacht besteed aan medicijnen die tegen de kwaal gebruikt moeten worden, in plaats van het eenvoudig gebruik maken van de krachten van moeder natuur. Door een tekort aan ultraviolette straling worden de in het lichaam circulerende stoffen niet goed opgenomen; dat geldt voor kalk, maar eigenlijk voor alle bouwstoffen. In het bijzonder lijdt het functioneren van onze verbrandingsmotor (2H + O ® H2O + 68 Kcal) daar onder. De M.E patiënt moet dus de zon in of naar de zonnebank (hetgeen voor veel chronische ziekten geldt). Experimenteren op eigen houtje echter is gevaarlijk, omdat patiënten vaak haast hebben en liever gisteren dan vandaag willen genezen. Overdosering veroorzaakt bijwerkingen (verbranding) en kan de ziekte doen verergeren.
Bijlage B: ozontherapie
In de buitenste lagen van onze atmosfeer wordt uit zuurstof ozon gevormd door de ultraviolette stralen van de zon. Door een zuurstoftekort ter plaatse, veroorzaakt door drijfgassen uit spuitbussen e.d., is boven Antarctica een gat in de ozonlaag ontstaan. Ozon verhindert het dieper doordringen van UV stralen naar het aardoppervlak. Het gat in de ozonlaag heeft dus tot gevolg dat schadelijke UV stralen teveel tot ons kunnen doordringen, vooral de UVC-straling die het gevaarlijkst is. In ons land speelt dit probleem (nog) geen rol. Ozon is een gas dat door UV-bestraling kan ontstaan, maar ook door elektriciteit. Bij onweer, bij elektrisch lassen en bij het gebruik van een fotokopieerapparaat is ozon soms te ruiken.
Als geneesmiddel is ozon voor het eerst toegepast in de eerste wereldoorlog bij de ontsmetting van oorlogsverwondingen, later werd ontdekt dat het bij inademen schadelijk is, maar bij injectie gunstig, vooral als het rechtstreeks met bloed wordt gemengd. Ozon lost gemakkelijk op in bloed, evenals zuurstof, maar heeft een sterker effect. Bij een grote ozonbehandeling wordt een halve liter bloed afgenomen in een bloedtransfusiefles. De naald en slang blijven verbonden met het lichaam. Vervolgens wordt het afgenomen bloed gemengd met ozon en via dezelfde naald en slang weer teruggegeven. Is het behandelde bloed terug in de aderen, dan verandert de ozon weer in zuurstof. Gelijktijdig komt veel energie vrij in de vorm van energiequanten. Deze zijn deeltjes pure energie, die het lichaam als pasklare energiebrokken cadeau krijgt, in plaats van die via een ingewikkeld proces te moeten produceren, zoals bij een gezond persoon. Al met al is de ozontherapie dus een methode om energie op maat te tanken en daardoor soms doeltreffend bij M.E., maar eveneens bij veel andere chronische ziekten. Schadelijke bijwerkingen zijn er niet.
Bijlage C: BRES
Biologische Regulatie van het Endocriene Systeem wordt hieronder kortweg BRES genoemd. Het endocriene systeem is het samenstel van onze hormoonproducerende organen, zoals de schildklier, de thymus, de bijnier, de alvleesklier, de hypofyse en de geslachtsorganen. BRES wordt toegepast als een injectiekuur met gezuiverde extracten van endocriene (en andere) organen van pasgeboren of foetale kalveren. BRES is niet hetzelfde als celtherapie en de er bij gebruikte preparaten zijn officieel in Nederland geregistreerd. In 1949 beschreef de destijds bekende Utrechtse hoogleraar neurologie, W.G. Sillevis Smitt in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde de belangrijke rol van specifieke zenuwkernen in het diëncephalon (de hersenstam). Hij bracht een aantal schijnbaar onsamenhangende klachten, waar artsen toentertijd al geen raad mee wisten, maar die we nu met M.E. betitelen, via het endocriene systeem met deze zenuwkernen in verband en introduceerde daarvoor de naam diëncephalose. Het diëncephalon is de centrale regelkamer van ons endocriene systeem. Hier wordt denken en voelen vertaald in lichamelijk functioneren en omgekeerd. Zo kan angst via het diëncephalon-hypophyse-bijniertraject leiden tot bleekheid, hartkloppingen en bloeddrukstijging, om maar één voorbeeld te noemen. Kenmerkend is volgens Sillevis Smitt, dat bij patiënten met de onsamenhangende klachten die wij thans van de naam M.E. voorzien, meestal geen meetbare afwijkingen kunnen worden geconstateerd. Met de gebruikelijke laboratoriumtechniek was en is tot op de dag van vandaag de functie van de het diëncephalon niet meetbaar en zonder diagnose wordt in de geneeskunde geen causale behandeling gegeven. Het hormoonstelsel is als een precisie-uurwerk waarin alle radertjes in elkaar grijpen. Zoals door kleine fouten van één radertje het hele uurwerk verkeerd kan gaan lopen, kan door de bedoelde functiestoornis van het diëncephalon een hormonale afwijking ontstaan in het hele systeem. Een hormonale storing bij een zwangere moeder kan zelfs voor het ongeboren kind gevolgen hebben, want hormonen passeren de placenta. Hormonale storingen bij een pasgeborene kunnen zich uiten in gedragsproblemen, voedingsstoornisen, huidaandoeningen, bronchitis etc.
Hormoontherapie is algemeen bekend en wordt in de reguliere geneeskunde veelvuldig toegepast om tekorten aan te vullen, ovulatie te verhinderen of om ziekten te onderdrukken. Langdurig voortgezette hormoontherapie kan ongewenste bijwerkingen hebben; BRES heeft die niet. Het doel daarvan is ook geheel anders, namelijk het verbeteren van de prestatie van het eigen hormonale (=endocriene) systeem door het evenwicht tussen de verschillende onderdelen te herstellen. In wezen is deze methode een manier om ontbrekende, specifieke energie aan te vullen.
Bijlage D: Orthochrome phototherapie
In bijlage A werd het belang van ultraviolette straling voor onze gezondheid aangegeven. Maar het zonlicht bevat natuurlijk een breed spectrum, dat loopt van ultraviolet, via violet, indigo, blauw, groen, geel, oranje, rood naar infrarood. Het infrarood kunnen wij met het blote oog niet zien en is een warmtestraling; de kleuren zijn bekend. Minder bekend is, dat we al deze kleuren ook nodig hebben om gezond te blijven. Verondersteld wordt, dat de lichtstralen die op het netvlies worden omgezet in elektrisch prikkels, via verschillende zenuwbanen de hersenen en het hormoonstelsel bereiken om daar een speciaal effect te hebben, afhankelijk van de toegepaste kleur/frequentie. Elke kleur heeft een eigen trillingsgetal (frequentie) en dus een speciaal effect. Grofweg gezegd stimuleert rood het sympatische zenuwstelsel en blauw het parasympatische; rood is stimulerend en blauw kalmerend. Gebleken is dat mensen die gezondheidsklachten hebben, een verminderde gevoeligheid voor één of meer kleuren kunnen hebben en dat de klachten kunnen verdwijnen door de desbetreffende kleur(en) op een speciale wijze toe te dienen. Die speciale manier is: het in een donkere ruimte toedienen van een stroboscopische lichtimpuls op de ogen met de gewenste kleur (frequentie). De stroboscopische impuls is vergelijkbaar met het lichtflitsgebeuren dat de meeste mensen tegenwoordig kennen van disco’s. Het flikkeren van licht versterkt het effect ervan en daar wordt het in disco’s uiteraard ook voor gebruikt. Bij de orthochromatische phototherapie wordt eerst nagegaan welke kleur de patiënt nodig heeft en vervolgens welke stroboscopische frequentie gewenst is. Er spelen dus twee frequenties tegelijkertijd een rol. Na de diagnose volgt de kleurbehandeling "op maat", want orthochromatisch betekent: passende kleur. Behandelingen duren circa 20 minuten en vinden in de regel enkele malen per week plaats. Sommige mensen ervaren na één sessie zo’n sterk positief effect, dat verdere behandelingen overbodig zijn (uitzonderingsgevallen). Orthochromatische phototherapie werkt zowel op de emotiebeleving als op het hormoonstelsel. Bij iedere chronische ziekte, bij psychische problemen, bij dyslexie, maar ook ter ontwikkeling van spiritualiteit kan de behandeling met succes worden toegepast. Bij M.E. vraagt de behandeling meestal veel tijd. De vergelijking met het QRS® dringt zich op, omdat ook daarbij gebruik gemaakt wordt van elektromagnetische trillingen, zij het trillingen met geheel andere frequenties. Het lichaam kan dus kennelijk op diverse niveaus langs elektromagnetische weg aangesproken worden.
Het principe van deze behandeling is in de V.S. ontwikkeld en wordt daar in praktijk gebracht door de leden van het 350 leden tellende College of Syntonic Optometry. In Nederland is de methode nog slechts kort bekend.